Alweer heel wat jaren houd ik mij bezig met de geschiedenis en beslommeringen van al de families en geslachten met de naam Becht. Ik ben zelf een 'Becht-dochter', vandaar. Er is in de loop der jaren heel veel boven water gekomen. Met name in de diverse archieven is heel wat teruggevonden en nog te vinden. Over veel Bechten is zonder probleem wel een dik boek vol te schrijven, zoveel materiaal en gegevens zijn er.
Vooral over het oudste geslacht Becht, oorspronkelijk afkomstig uit Duitsland, is veel bekend. Het is met behulp van al het 'archiefspul' mogelijk terug te gaan tot 1243, met alle neveninformatie vandien. U begrijpt dat het voor mij als genealoog meestal echt smullen is met al die Bechten. Misschien bent u verbaasd over mijn antwoord op de vraag wie nu mijn 'lievelings-Becht' is. Niet mijn voorvader met zijn winkels in de Haagse Passage. Niet mijn voorvaders die zo'n grote rol speelden in het 13e- tot 15de-eeuwse Reutlingen. Niet de uitgever Becht in Amsterdam. Niet de Bechten van de bekende limonadefabriek. Niet de Becht die zo'n grote rol in het carnival van Bergen op Zoom speelde. Niet de oud-burgemeester van Tilburg. Nee, het kost mij geen moeite om u uit de grond van mijn hart te zeggen: 'de Becht die een warm plekje in mijn hart heeft, is Tony'.
Over de familie van Tony is veel bekend. Zijn vader werd de eerste Nederlandse tandarts en van hem zijn heel veel brieven, aktes, documenten, afbeeldingen verhalen, enz., voorhanden. Een zuster van Tony heeft op latere leeftijd in twee schriftjes het leven van de familie beschreven. Het gezin leefde in het 19de-eeuwse Den Haag, in de Raamstraat. Daar ook is hij geboren in de zomer van 1839 als Lodewijk Antonie Becht.
Tony was het oudste kind en als naamgenoot van pa voorbestemd om zijn vader ooit op te volgen. De jongen groeide groeide voorspoedig op in het harmonieuze en hechte tandartsengezin. Hij had drie broertjes en vier zusjes, een broertje en zusje overleden vroeg. Met zijn broertje Louis (die overigens 101 jaar oud zou worden) had Tony een hechte band. De rest van de kinderen was nog te jong. Tony doorliep zonder kleerscheuren de lagere school en ging vervolgens naar het gymnasium. Maar het wilde niet lukken. Het was een grote teleurstelling voor zijn vader toen de jongen hem mededeelde dat de hele studie hem tegenstond, vooral het Grieks en Latijn. Hij wilde ermee kappen. Zijn vader die door wilskracht en heel hard werken een zekere positie had opgebouwd, kon weinig begrip opbrengen voor de opvattingen van zijn 14-jarige zoon. Het is mij niet bekend of Tony het gymnasium niet wílde volgen, ofdat hij het eenvoudig niet kòn. Uit het vervolg van het verhaal is het mogelijk om op te maken dat er door zijn ouders meer werd uitgegaan van onwil dan van onvermogen.
Enfin, Tony gaf te kennen zeeman te willen worden. Met een bevriende zeeman werd de afspraak gemaakt dat Tonny ter kennismaking met dit ruige leven, een zeereis van meer dan een jaar zou gaan maken. Hij ging in 1854 als scheepsjongen mee op het barkschip 'De twee Jeannes', van kapitein Noordziek. Het vervolg van het verhaal is gauw verteld. Tony schreef de eerste maanden trouw naar huis. Deze brieven zijn gedeeltelijk bewaard gebleven en tonen dat de jongen niet echt gelukkig was, hoewel hij zich in zijn brieven flink houdt. Het was me ook ook nog wat, van het beschermde warme Haagse stadsmilieu naar dat ruige zeemanswereldje waarin hij bovendien de jongste was en lomp werd behandeld. Uit de brieven blijkt dat de kapitein enige afspraken met de ouders gemaakt had, hij zou de jongen goed in het oog houden. De kapitein schreef een paar maal aan moeder Becht, ook deze brieven zijn er nog. In een van de laatste brieven deelt bij mede dat tot zijn groot verdriet de jonge Tony uit de mast is gevallen en is overleden. Verder is er het verslag in het scheepsjournaal over het voorval. Daarin staat hoe Tony het zeemansgraf kreeg ('een. twee, drie in Godsnaam'). Pas drie maanden later kregen zijn ouders het bericht...
Ik ben in het bezit van kopieën van enige brieven van Tony aan zijn ouders, echte kinderbrieven. Hij komt over als een lieve jongen. Verder zijn er enige brieven van zijn moeder en van de kapitein. We hebben het scheepsjournaal in kopie. In Dordrecht vond ik een tekening van het schip, slechts drie jaar na Tony's ongeluk vervaardigd door Carlebur. Het schip is in 1860 bij China gestrand en vervolgens volledig afgebrand. Ook is er nog de overlijdensadvertentie die de ouders plaatsten. Vlak voor zijn vertrek is er van hem een foto gemaakt. Deze heeft de tijd doorstaan en is (als kopie) in mijn bezit. Kijk nou toch, zo jong, 15 jaar oud. Wat een geluk dat er juist van hèm een foto bestaat! En verder is er eigenlijk helemaal niets.
Een nageslacht dat zijn einde in Gens Nostra kan beschrijven, heeft hij niet. Hij ging als 15 jarige voor een jaar naar zee en verheugde zich al vanaf de eerste week op zijn thuiskomst. Na vier maanden dondert hij uit de mast, dood, Tony Becht.
Rebecca STEENHOFF-SCHOONBEEK
Gens Nostra 51 (1996).